5 tips voor fysica

Met deze 5 tips bereid je je optimaal voor op het KIW onderdeel Fysica van de toelatingsproef!

#1 Bestudeer het formularium

Op het examen krijg je een formularium ter beschikking met een vermelding van de belangrijkste formules en constanten. Zorg er voor dat je de formules goed begrijpt. Weet wat elk symbool voorstelt en welke eenheden je hiervoor moet gebruiken. Besef ook dat niet alle formules vermeld staan op het formularium. Onder meer ontbreken volgende belangrijke formules:

-massadichtheid
-verbanden coulombkracht en elektrisch veld
-centripetaalkracht
-snelheid ECB
-...

#2 Omzettingen

De waarden die we in formules gebruiken, worden over het algemeen steeds in de hoofdeenheid uitgedrukt. Beheers daarom goed de omzettingen tussen afgeleide grootheden en de hoofdeenheid. Weet goed wat de voorzetsels zoals nano, micro, mega etc. voorstellen.

Denk ook aan volgende omzettingen:
-volume: L -> m³ en omgekeerd
-snelheid: km/h -> m/s en omgekeerd
-temperatuur: °C -> K en omgekeerd

#3 Maak een schets

Vele oefeningen kan je slechts tot een goed einde brengen door het maken van een duidelijke schets die het vraagstuk correct weergeeft. Leer jezelf dus de goede gewoonte aan om steeds een duidelijke figuur te maken. Hierop kan je onder meer je gegevens/krachten/snelheden/veldlijnen aanduiden afhankelijk van de vraag.

#4 Oplossingsstrategie

Bij elk thema zijn er een aantal typeoefeningen waarvan je de oplossingsmethodiek goed moet begrijpen en beheersen.
Denken we bevoorbeeld aan vraagstukken met drijvende voorwerpen. Deze kunnen doorgaans opgelost worden door uit te drukken dat Fz=Fa of m.a.w. dat de neerwaartse zwaartekracht gecompenseerd wordt door de opwaartse Archimedeskracht. Het voorwerp is immers in rust en niet aan het zinken (Fz>Fa) of niet uit het water aan het floepen (Fz<Fa).

#5  Gebruik indexen

Het is een goede praktijk om de oefening eerst formulematig op te lossen alvorens de getalwaarden daadwerkelijk in te vullen. Let op dat je niet hetzelfde symbool gebruikt voor verschillende getallen; we riskeren dan immers fouten te maken bij het vereenvoudigen van de formules.

Voorbeeld:

Een bal rolt aan met een snelheid van 10 m/s en rolt vervolgens een drempel op met een hoogte van 0,5m. Welke snelheid heeft de bal nog op de drempel? Verwaarloos elke vorm van wrijving.

Deze oefening kan eenvoudig opgelost worden door het uitdrukken van het behoud van mechanische energie:

E= E2
Ekin1 = Ekin2 + Epot2

Merk op dat de startsnelheid verschilt van de snelheid op de drempel. Laat je dus niet verleiden om hetzelfde symbool (v) te gebruiken! Hanteer indexen en noem de snelheden bijvoorbeeld v1 en v2.

fout: 1/2.m.v2 = 1/2.m.v2 + m.g.h
juist: 1/2.m.v12 = 1/2.m.v22 + m.g.h


Kan je toch wat hulp bij fysica gebruiken? Neem dan een kijkje op doktersinspe.be en merk hoe we jou hierbij kunnen ondersteunen.
Gemaakt met